Hij werd in 1955 geboren als Nicholas Bowen Headon in Bromley (Engeland) en sloot zich in 1978 aan bij de iconische Engelse band voor hun tweede album.
Toen punk uitbrak in Londen, leek alles mogelijk en vooral mocht er stevig tegen de schenen geschopt worden. Vooraleer hij zich aansloot bij The Clash, was Topper Headon van zijn kant al niet vies van grote stijlverschillen: eerst actief bij een progressieve rockband, daarna bij de turbulente GI’s, om vervolgens te belanden bij London SS! Best opmerkelijke groepsnamen voor iemand met zo’n verschillende muzikale bagage... Volgens de legende werd hij geselecteerd voor zijn virtuositeit, na een auditie van maar liefst 200 drummers na het vertrek van Terry Chimes.
Je zou denken dat zijn rol naast Joe Strummer en Mick Jones marginaal was, maar niets is minder waar. Eens hij zijn plaats had verworven, begon hij zich zelfs te ontplooien, nam af en toe de pen, de microfoon of zelfs beide op. Op het ambitieuze driedubbele album "Sandinista!" (1980) schreef hij zo "Ivan Meets G.I. Joe". Een thema dat bijzonder goed bij deze rebelse strijder tegen onrecht paste. Ook was hij de drijvende kracht achter "Rock The Casbah" op het album "Combat Rock" (1982). Dat nummer werd de enige hit van de band die de Amerikaanse "Billboard" Top 10 haalde. Het lied vertelt, tegen de achtergrond van het verbod op rockmuziek in Iran door Ayatollah Khomeini, het fictieve verhaal van een bevel om een kashba – waar jongeren dansen – te bombarderen. Uiteindelijk weigeren de piloten het bevel op te volgen en luisteren liever zelf naar het nummer vanuit hun cockpit. Een ietwat utopisch fabeltje dus, dat Topper Headon helemaal alleen componeerde en opnam in de studio. Joe Strummer voegde enkel de zang toe en Mick Jones de gitaarpartijen…
In een interview met het magazine "Uncut" in 2003 zei Headon: "Toen ik bij The Clash kwam, hadden zij al de energie. Ik bracht de precisie. Het was alsof je een Ferrari-motor in een bestelwagen stopt: plots konden we overal naartoe waar we wilden." Een mooie metafoor.
Na de release van "Combat Rock" zorgde zijn heroïneverslaving ervoor dat hij uit de band werd gezet, een erg pijnlijke breuk voor hem: "Het was alsof ik uit mijn eigen huis werd gezet. Maar ik kon het hen niet kwalijk nemen. Ik was onhandelbaar geworden," geeft hij nu toe.
In 1986 bracht hij "Waking Up" uit, een album met soulinvloeden dat helaas volledig in de vergetelheid is geraakt. Het bleef zijn enige solorelease.
Door aanhoudende verslaving en later een ontstekingsziekte van de wervelkolom raakten zijn andere projecten nooit van de grond. Nochtans hadden we hem graag gehoord aan de zijde van Louis Bertignac en Corinne Marienneau (ex-Téléphone), zoals ooit was overwogen.
Nu hij eindelijk verlost is van zijn demonen, zet hij zich stilletjes in voor diverse goede doelen, vooral om jongeren in moeilijkheden te helpen en hen te sensibiliseren rond de gevaren van drugs. Hij weet als geen ander waarover hij spreekt...
(GF with Stéphane Soupart – Picture: © Etienne Tordoir)
Foto: Portret van Topper Headon in hotel Astoria te Brussel (België) op 5 maart 1986
Snelkoppelingen